2.5 Pieter de la Rive (1691-1771): vestingbouwer van Maastricht

een vijand weynig ruimte fourneren

en hem in naeuwe passagies insluiten

 

Een apart hoofdstuk voor Pieter de la Rive[1]   , Directeur der Fortificatiën in Maastricht, uiteindelijk in de rang van generaal. Hij kwam naar de stad in 1748.

Dit was een eigenaardige periode in de geschiedenis van de Republiek: het luidde de slotfase in. In Amsterdam en andere steden gistte het. Hella Haasse heeft dat aardig weergegeven in haar Het geheim van Appeltern.  Prins Willem IV had in deze crisissituatie, verscherpt door de Oostenrijkse successieoorlog (1740-’48), het erfstadhouderschap gekregen. De Republiek vocht immers met Oostenrijk en Engeland tegen Frankrijk, dat prompt de zuidelijke Nederlanden bezette.[2]

Dat stak de spreekwoordelijke lont in het kruitvat. De kleine burgerij en het gepeupel waren het regentenrégime beu, en het Oranjehuis trouw. Willem Karel Hendrik Friso, stadhouder van Friesland, Groningen, Drenthe en Gelderland, aasde al geruime tijd op het stadhouderschap van de hele Republiek. Hij speelde in op de gevoelens van de kleine burgerij tegen de regenten, en dwong de regenten hem tot stadhouder te benoemen. De onrust was immers zo groot in het land en daarbuiten dat het gevaarlijk leek om niet één ‘sterke man’ te hebben die opperbevelhebber was van leger en vloot. Hij kreeg zelfs meer macht dan zijn voorgangers: vrijwel onbeperkte zeggenschap over de verdeling van ambten, en opperdirecteur van de VOC en de WIC.

Hij was gedwongen om snel vrede te sluiten, omdat hij in een wanhopige financiële en militaire situatie verkeerde. De Republiek leed daardoor een onherstelbaar prestigeverlies en had voor de rest van de wereld afgedaan als grote mogendheid. Wel kreeg het weer de beschikking over de door Frankrijk bezette gebieden, waaronder Maastricht. De vrede van Aken werd gesloten op 18 0ktober 1748, nadat een wapenstilstand bereikt op 30 april, en toch deed het Staatse garnizoen een eervolle uittocht op 7 mei en liet de stad aan de Fransen[3].

Precies een jaar daarvoor, op 6 mei 1747 kwam ene Pieter de la Rive naar de stad; hij maakte het beleg van de stad mee. Hij zou er blijven wonen en werken, als ‘Directeur der Fortificatiën van Maastricht.’ Wie was deze De la Rive? Waarom kwam juist hij naar de stad op dat moment? Zijn er nog sporen van hem in de stad aanwezig?

Voorouders van Pieter de la Rive

 

Jeugd in Leeuwarden (1691-1724)

Het Doopboek van de Nederlands Hervormde Gemeente in Leeuwarden geeft aan dat in 1691 een Hans Willem Pierre de la Rive[4] werd geboren. Hij was de zoon van de al genoemde Hans Willem de la Rive (1669-1745?) en Gesina Geertruydt Rotmans, die op 7 mei 1691 aldaar waren getrouwd. Deze Hans Willem was op zijn beurt de zoon van Pierre de la Rive (1638-1686?),  de  Zwitser die na de onafhankelijkheid van de Republiek als officier dienst nam in het staatse leger. Gelegerd in Lieroort (bij Leer), een toenmalige staatse vesting op ongeveer 40km ten oosten van de stad Groningen. Pierre had als burger van Genève waarschijnlijk een militaire opleiding genoten en was telg uit een vooraanstaand burgerlijk geslacht. Pieter werd mogelijk naar deze grootvader genoemd[5].

We weten weinig over Pieter’s jeugd. Zijn vader had een behoorlijke betrekking als landmeter; later werd hij binnenvoogd van het Nieuwe Weeshuis in Leeuwarden waaraan hij ook giften deed. Men mag dus aannemen dat de familie toen opgenomen was in de gemeenschap. Hij ging waarschijnlijk al vroeg naar een school waar hij het vak van zijn vader leerde, mogelijk had hij franse docenten, want kennelijk tekende hij in een franse stijl[6].

De eerste kaart van Pieter de la Rive dateert uit 1716, hij moet toen dus ongeveer 25 jaar oud geweest zijn. Het is een kaartje van de omgeving van de vesting Bourtange, dat onder verantwoordelijkheid van de bekende cartograaf Mellema uit Franeker, is gemaakt. In 1718 is Pieter de assistent van Mellema, als hij samen met zijn collega-assistent Stuten de moerassen bij het Zwarte Meer bezoekt en het gebied van Bourtange tot de Eems karteert.

Kaart van Lieroort uit: ‘Steden-Boek’ J. Blaeu. Amsterdam, 1649

Op 14 november 1718 is hij terug in Lieroort, waar zijn grootvader als vaandrig gelegerd was. Het jaar erop krijgt Mellema een belangrijke opdracht van de Raad van State, om een vestingplan te maken. Tegelijkertijd wordt Pieter benoemd bij de genie en werkt met Mellema en Stuten in de buurt van Coevorden. In de jaren erop karteert en tekent hij de buurt van Coevorden tot Hardenberg en Zwolle. Daarmee is de totale verdedigingslinie aan de oostgrens van de Republiek en de zuidgrens van de noordelijke gewesten (langs de Overijsselse Vecht) door hen in kaart gebracht[7].

In november 1726 en 1727 vinden we Mellema en De la Rive weer in Lieroort, nu om de vesting te versterken. In 1734 maakt De la Rive een vestingsplan, dat pas in 1744 wordt uitgevoerd. De wallen worden verhoogd en twee nieuwe buitenwerken aangelegd. Medio juni 1737 komt de Prins van Oranje incognito op bezoek om de vestingwerken te bekijken. De vesting bleef Nederlands tot 1744, toen het in de al genoemde Oostenrijkse successie oorlog in Pruisische handen overging[8].[fig.# Die Feste Leerort, 1620 en Kaart De la Rive Plan van Lier-Oort]

 

Huwelijk en carrière: 1724-1746

In 1724 (op 30 januari) huwt Pieter op 33 jarige leeftijd met Jiskje Hoogslag te Leeuwarden. Mogelijk is ze de dochter van Rinze Hoogslag, die ook verbonden was aan het Nieuwe Weeshuis. We weten eigenlijk niets van haar; het is onwaarschijnlijk dat ze in Leeuwarden kinderen heeft gekregen of is gestorven. Noch in Groningen, waar Pieter later woonde, noch in Maastricht is er enig spoor van haar. Het is dan ook onwaarschijnlijk dat Pieter nageslacht heeft gekregen[9].

1731 is een belangrijk jaar voor Pieter. Zijn mentor Mellema sterft en hij tekent een fraaie kaart van Ameland. Mogelijk zijn deze twee zaken met elkaar verbonden, aangezien het de eerste keer is dat hij zo ver buiten het normale werkgebied gaat. En er is nog een ander mogelijk verband, namelijk met Willem Friso, heer van Ameland, die in datzelfde jaar stadhouder van Friesland werd. Er is niets bekend over een band tussen Willem en Pieter; het valt echter wel op dat de carrières van Pieter en die van de stadhouders op cruciale momenten met elkaar verbonden zijn. Zo is 1731 het eerste moment, maar we zullen zien dat iets soortgelijks gebeurde in 1747 (machtsovername door Willem IV) en 1766 (benoeming Willem V).

Kaart van Fort Bourtange, toegeschreven aan Pieter de la Rive (1737).
Nat. Arch. 4.VTH 3741

In 1735 is Pieter nog tweede luitenant, twee jaar later wordt hij vaandrig-ingenieur eerste klasse en in 1739 kapitein. Hij is dan 48, heeft inmiddels toestemming gekregen om in Groningen te wonen en de leiding van de vestingwerken van Benningshudde op zich te nemen. Hij heeft een naam gevestigd als landmeter, cartograaf en vestingbouwer. De Raad van State gaf hem in 1736 een gratificatie als erkenning voor het uitmuntende karteringswerk rond Zwolle[10]. Overigens worden zijn kaarten nu nog beschouwd als zorgvuldig. Scholten[11] concludeert dat Pieter de beginselen van zijn leermeester Mellema uitstekend had eigengemaakt:

            De la Rives kaarten kunnen dan ook worden gekarakteriseerd als hoogwaardige en betrouwbare topografische documenten, waarop een grote hoeveelheid bijzonderheden is afgebeeld. Allereerst het grondgebruik: bouwland, weiland, heide, moeras, heuvelachtig terrein en begroeiing met bomen zijn alle door middel van afzonderlijke signaturen weergegeven.[…] De bewoning is uitgebreid weergegeven in de vorm van huizen, molens, landhuizen en kerken. Van de wat grotere nederzettingen is alleen een ruwe plattegrond getekend zonder dat de afzonderlijke woningen zijn weergegeven. Een recente studie toonde aan dat de landhuizen in hun ware gedaante, als “miniaturen”, zijn afgebeeld. Hetzelfde geldt voor kerken en andere grote gebouwen. Verder zien we eendekooien, galgen, grenspalen, veenmeertjes en de gehele oostelijke grenslijn.

Rond 1740 brengt hij een bezoek aan Venlo, Maastricht en andere grensversterkingen. De Oostenrijkse successie oorlog is uitgebroken en het land wordt bedreigd door Frankrijk. Samen met de Directeur Generaal Hertel en met Cluver wordt de oostelijke en zuidelijke verdedigingsgordel bekeken[12]. In maart 1742 volgt een Memorie van Cluver en De la Rive ‘rakende de verdediging van de provincie stad en lande’.[13] Op 11 11 1746 benoemt de Raad van State hem als Directeur Fortificatiën als opvolger van G L Mosburger en twaalf dagen later volgt zijn benoeming tot Luitenant Kolonel door de Staten Generaal. Voorwaar een snelle carrière: in nog geen tien jaar van luitenant tot overste. Zijn collega Stuten deed er langer over en bereikte die rang pas in 1751. Maar het is oorlog en de deskundigheid van vestingbouwers is in trek. Vooral in het zuiden, door de voortdurende druk die de Fransen uitoefenen; en dan met name in Maastricht, dat door hen gezien werd als een voorwaarde voor de dominantie over de Republiek.

Grootse plannen: 1747 – 1751

Het strategisch belang van Maastricht kan het best worden weergegeven in de woorden van een tijdgenoot. Dumoulin, een Frans strateeg, schreef in 1747/’48[14]:

              La prise de Maëstricht sera toujours pour nous l’époque de la paix, parce que du moment que nous sommes emparés de cette place, la Hollande ne peut plus soutenir la guerre. Nous ne laisserons jamais derrière nous une place de cette importance.

Maastricht als voorwaarde voor Franse vrede: een mooi beeld en in zeker opzicht is een versie van de stad ook altijd op Frans grondgebied gebleven. Ik kom daar nog op terug. Maar wat betekende dit in 1747?

De stad was in handen van de Republiek en het garnizoen stond onder gezag van Hobbe baron van Aylva (1696-1772), die in 1740 stadscommandant van Maastricht werd. Deze was een stad- en leeftijdsgenoot van De la Rive en het is zeer waarschijnlijk dat ze elkaar al sinds lang kenden. Beiden hadden waarschijnlijk ook nauwe banden met het hof in Leeuwarden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat juist Aylva benoemd werd in een ‘place de guerre de cette importance’ na de benoeming van Willem Friso tot opperbevelhebber van het leger. Aylva was direct begonnen met de versterking van de zuidelijke enceinte van de vesting, onder andere door aanleg van lunetten vanaf de Maasoever (zie Morreau, p175]).

Op 16 april 1747 beval de Raad van State, Pieter de la Rive ‘de se rendre en toute hâte à Maastricht et d’y rester jusqu’à nouvel ordre’[15] In dat zelfde jaar schreef een jongere collega (en latere opvolger) van De la Rive, François Samuel de Veye, een memorie waarin diverse delen van de vesting aan de orde kwamen. De voorstellen werden overgenomen door een commissie van Nederlandse en Oostenrijkse generaals in 1748. De la Rive werd op 28 maart van dat jaar gevraagd om deze werken aan te leggen.[16] Hiermee begon zijn feitelijke bemoeienis met de vesting Maastricht. Het was overigens een opdracht waarvan de reeds genoemde Dumoulin meende dat ze volstrekt overbodig was; ze werden voor 1820 gesloopt[17].

Het blijkt dus dat de Republiek meester was van de vesting in de eerste maanden van 1748. Hoe konden die Franse troepen er dan toch ook zijn in de eerste dagen van mei, als er ook al sprake was van een Vrede van Aken, zoals hierboven beschreven? De oplossing van het raadsel is gegeven door Thewissen. De Oostenrijkse en Engelse geallieerden leverden slag met de Fransen op 2 juli 1747:

             … onder het kanon van de Maasvesting in de vlakten rond het dorp Lafeld in Belgisch Limburg. De Fransen behaalden de overwinning, wat een inleiding was voor het vierde beleg sinds 1632. Weer werd er rondom de stad boven en onder de grond hevig gevochten. Feitelijk om niets, want terzelfder tijd werd er in Aken onderhandeld tussen de strijdende partijen. De capitulatie van het garnizoen op 7 mei 1748 was daarom eigenlijk een loos gebaar. In Aken was immers al overeengekomen, dat Maastricht na het sluiten van de vrede zou worden teruggegeven aan de Republiek. In februari 1749 was het Staatse garnizoen weer terug in de Maasstad.[18]

Die slag van Lafelt (iets ten noorden van de huidige weg Maastricht-Tongeren, bij Kesselt) is inmiddels lang vergeten. Maar indertijd lag dat anders. Het was allereerst een zeer bloedige slag, waarin Engelsen vochten tegen Ieren, en Oostenrijkers tegen Fransen. Maar het was ook een strategische slag om Maastricht (in de beide betekenissen van het woord). Immers: indien Maastricht zo belangrijk was als Dumoulin stelde, ware het beter de stad gaaf in handen te krijgen dan verwoest[19]. Vandaar dat er op de officierensociëteit die door baron van Aylva was opgericht (de ‘Grote’), nog decennia lang is nagepraat over deze slag.[20]

En vandaar ook dat de Fransen de stad tot in het miniemste detail in kaart hebben gebracht in de periode na de Vrede van Aken. Van mei 1748 tot februari 1749 trokken Franse genie officieren door (en onder) de stad en brachten alles in kaart. In Parijs werd er in 1752 een maquette van gemaakt van ongeveer 39 vierkante meter, zoals van alle voor Frankrijk belangrijke vestingen. Het origineel is in Frankrijk gebleven, met uitzondering van een korte periode in 1973 toen het in Maastricht was. In dat opzicht is ‘Maëstricht’ altijd op Frans grondgebied gebleven …

De maquette geeft ons een uniek beeld van de stad zoals De la Rive haar zag op die dag van 6 mei 1748. Alle werken staan erop afgebeeld en we kunnen ons zijn indrukken dus voorstellen. Hij moet een man met oog voor detail geweest  zijn, gezien de minutieuze weergave van landschap en bebouwing op zijn kaarten. Maar ook iemand die het grote verband tussen de verschillende onderdelen van een versterking had leren kennen, zoals aan de Noordoost grens van de Republiek. Er zijn jammer genoeg geen persoonlijke aantekeningen van De la Rive bewaard waaruit blijkt hoe hij de opdracht van de Raad van State interpreteerde. Maar wellicht krijgen we een beeld uit zijn plannen en realisaties.

De la Rive streefde naar één samenhangend plan voor de vesting rond deze middelgrote stad (van ongeveer 3000 huizen) van strategisch belang voor de Republiek. Maar een plan is onvoldoende, het gaat uiteindelijk om de politieke steun dit te realiseren. De la Rive kwam op een moment dat Maastricht van wezenlijk internationaal belang was zoals Dumoulin stelde; hij werkte er in een periode van rust en internationale ontspanning waardoor de politieke wil ontbrak de plannen uit te voeren; hij stierf er en werd snel vergeten door opvolgers en bevolking. Dit is wellicht de tragiek van zijn Maastrichtse periode geweest.

Dit staat in schril contrast tot de mening van tijdgenoten, vooral in de aanvangsperiode. Van Aylva schrijft over hem[21]:

             Den luytenant-colonel en directeur De la Rive, die al sedert een jaer met soveel ijver als oordeel alles wat van sijn departement was, tegen eene aanstaande beleegering hadde doen verbeeteren en in gereedheid brengen, die en heeft sich niet versaeckt gedurende de gedaene defensie.

De stedelijke overheid, verantwoordelijk voor het onderhoud van de vestingwerken was zeer content over zijn bijdrage en stelde dat de directeur[22]:

             in alle occassiën sijne genegentheijt hadde betoont om de belangen van dese stad te behertigen, soo is nae deliberatie goedgevonden en verstaan aan genoemden Heer Directeur La Rive toe te leggen eenen dronck wijns ad twintig pistolen of driehonderd guldens

Aan zijn inzet heeft het dus niet gelegen. Ook niet aan het strategisch belang van Maastricht, het ‘meest vooruitgeschoven bolwerk tegen toekomstige agressies van het machtige rijk der Bourbons’ (Moreau). Maar de werkelijkheid was anders: de vesting was verouderd en daardoor verzwakt – een ingrijpende modernisering lag voor de hand. De la Rive kreeg de opdracht voor deze modernisering ten einde de vesting

            van alle kanten in eene gelijke en evenredige staat van defentie te brengen, om dus voor een viand geen eene plaats open te laten, waar dat eenige avantagie boven een ander zouden hebben[23]

Aylva en hij togen direct aan de slag nadat de Fransen vertrokken waren in 1749; de Prins bezocht de stad op 10 juli en besprak plannen (Zie Gevelstenen in Maastricht (p.28) – Pr.v.Oranjen). Zij maakten samen een aantal plannen, vervat in ‘memoriën en brieven’ aan de Raad van State en de Prins van Oranje ‘betrekkelijk ontwerpen tot meerder versterking van de vesting Maastricht’.[24] Deze stukken zijn bewaard in het Algemeen Rijks Archief, in het Oud Archief der Genie en geven een beeld van de voortdurende initiatieven van beiden. Maar het politieke tij keerde: de stadhouder bleek een zwak staatsman, niet in staat om een vuist te maken naar de regentencolleges in Holland. Zijn adviseur Bentinck had aangedrongen grondige hervormingen te maken – het mocht niet baten. Het landsbestuur liep vast, grote beslissingen werd niet genomen. De politieke wil om iets van het ‘vooruitgeschoven bolwerk’ te maken, bestond eenvoudig niet[25].

Wat was De la Rive’s uitgangspunt bij het uitwerken van zijn opdracht? Zijn zienswijze[26] was (in 1766) dat de:

             waare eigenschap van wel geschikte vestingwerken [is], dat ze aen een vijand weynig ruimte fourneren en hem in naeuwe passagies insluiten, waarin hij van sijn overmagt, zoo aen volk als artelerye niet kan profiteeren; zijnde dit het eenigste middel waardoor men de defentie van een vesting in een zeker evenwigt kan stellen met de violentie der hedendaagze attaques.

De la Rive nam alle factoren mee in zijn beschouwing: de inundatiemogelijkheden die hij reeds uit zijn voorgaande ervaringen kende, maar ook de factor ruimte rond de stad, en het uitgebreide gangen of mijnenstelsel dat ook tijdens het beleg van 1748 diensten had bewezen[27].

De la Rive werkte aan de plannen met zijn assistenten Johan F. Schouster en Jan S. Geyler, beschreven als ‘dans ce temps-là les mains gauche et droite de Monsieur La Rive’. Dit citaat is interessant om een aantal redenen. Allereerst blijkt eruit met wie De la Rive nauwe banden had. Schouster begon als cadet in een Zwitsers infanterie regiment; Geyler kwam waarschijnlijk uit Straatsburg. Een Johan Jacob Geyler trouwde in Maastricht op 6 december 1754 met Petronella de la Rive (1731-1804) een nichtje van Pieter en mogelijk naar hem genoemd. Indien dit dezelfde is als de door Moreau genoemde Jan S Geyler, blijkt dat Pieter en Jan meer banden hadden dan uitsluitend zakelijke.

De band met zijn oud-collega Stuten is waarschijnlijk ook gehandhaafd. Stuten was iets jonger, en iets lager in rang. Hij werd in 1751 benoemd tot overste en hij zal De la Rive’s directe opvolger zijn in 1771. Hij is voor 1766 al naar Maastricht gekomen en was een actief lidmaat van de Nederlands Hervormde gemeente.

Overigens waren er meer De la Rives in Maastricht in die tijd, zoals reeds gezegd. Petronella’s oudere broer Hans Willem (1720-1766) kwam er wonen en werken als dominee in 1751. Dominee Hans Willem de la Rive stond daarvoor in Oostermeer. Hij bracht zijn vrouw Aukje Raasvelt (1717-n1751) en zijn dochtertje Anna Aurelia (1749-1823). Een tweede dochter werd geboren in Maastricht in 1751, en stierf snel; een derde dochter Hiskia werd er in 1753 geboren en kreeg als doopgetuige haar tante Petronella.  Hij werd predikant aan de St. Jeansmerk te Maastricht, waar overigens zijn oom in 1749 al ouderling was geworden, vlak na de uittocht van de Fransen. Gezien het feit dat Hans Willem beroepen werd in het jaar na Pieter’s ouderlingschap, is de oom vrijwel zeker betrokken geweest bij de benoeming van zijn neef[28]. Hieruit blijkt overigens dat Pieter de la Rive een familiekring om zich heen verzamelde en dat hij vanaf 1748 waarschijnlijk continu in Maastricht gewoond heeft.

Er blijkt nog iets anders uit het franse citaat: er wordt gesproken over ‘Monsieur La Rive’. Indien dit niet een eenvoudige verschrijving is, kan het betekenen dat Pieter zich liet aanspreken als een afstammeling van een franse adellijke familie, waar immers het voorvoegsel ‘de’ in de aanspreekvorm wordt weggelaten. Het is inderdaad mogelijk dat hij een aristocratische levensstijl had, zoals ook blijkt uit zijn ex-libris (gebaseerd op het Zwitserse familie wapen), uit de naar hem genoemde werken in Maastricht (Avancée La Rive, Lunet La Rive) en zoals bleek bij zijn begrafenis in 1771 met alle pracht en praal. Pieter’s familie mag dan tot de gegoede burgerij gehoord hebben in Genève en Leeuwarden – van adel waren ze niet.

Stilstand en tegenslag: 1751-1765

Van 4 tot 8 oktober 1751 bracht Willem IV een inspectiebezoek aan Maastricht om de modernisering van de vesting te bestuderen. Hij was in het gezelschap van een aantal generaals, en zal de voorstellen van Aylva en De la Rive hebben besproken. Maar het zat de voorstellers niet mee: precies twee weken later overleed de Prins. Zijn zoontje was drie jaar oud en diens moeder Anna werd ‘gouvernante’. Een periode van stilstand trad in, die tot in Maastricht merkbaar was.

Niettemin werden de voorstellen nog dat jaar ingediend bij de Raad van State. In tegenstelling tot voorgaande plannen betrof dit een vrijwel integraal plan voor de vesting, dat de werken omvatte vanaf de zuidelijke Maasoever en het Fort Sint Pieter, via St. Pieterspoort, Tongersepoort, Brusselsepoort en Boschpoort tot op het St. Antonius eiland. Het voorstel voldeed dus aan de eis dat het Maastricht ‘van alle kanten in eene gelijke en evenredige staet van defentie’ zou brengen.  De begrote kosten waren navenant en beliepen meer dan f 1.400.000, mede doordat veel metselwerk was opgenomen[29].

In juli 1752 keurde de Raad van State het ontwerp goed. De la Rive ontving als blijk van erkentelijkheid een ‘geschenk in zilverwerk, versierd met de wapens van Staat’[30]. De tegenslag kwam snel. Het kasteel van Namen moest met spoed worden versterkt en het voorstel van De la Rive werd op de lange baan geschoven[31].

Ook in de persoonlijke levenssfeer treft hem een tegenslag. Het huis van zijn zojuist aangekomen neef brandt af[32]; mogelijk als gevolg ervan sterft een zojuist geboren dochtertje. Het gezin is in ellende en rouw gedompeld.

In de volgende jaren worden individuele werken aangelegd, aangezien geen financiering beschikbaar is voor het grote plan. In 1753 worden de plannen gemaakt voor het Bastion Aylva en wordt het Sint Antoniuseiland versterkt. Op 30 mei wordt het Bastion aanbesteed en al op 3 juli legt De la Rive’s commandant en collega Hobbe baron van Aylva, de eerste steen. Het wordt opgeleverd op 18 oktober van het volgende jaar en heeft boven de ingang een grote steen, waarop staat[33] :

                                    Bastion Aylva aengelegt in t’jaer 1753

                             onder de directie van den directeur De La Rive

Gedenksteen voor Pieter de la Rive te Maastricht
(Foto: L de la Rive Box)

Met enige goede wil kan men in de steen de bevestiging zien van de band die tussen beide mannen bestond. De steen is in zoverre uitzonderlijk dat de meeste gevelstenen van vestingen in Maastricht slechts de desbetreffende naam bevatten en niet die van de bouwheer.

In Juni 1754 vergezelt Pieter de la Rive de hertog van Brunswijk[34], de feitelijke machthebber in de Republiek. Zij brengen een bezoek aan Drenthe, een gebied dat hij goed kende door de karteringen onder Mellema. In het volgende jaar maakt hij ettelijke plannen, waaronder een tweede plan voor de algehele modernisering (nu voor f 337.000); het belandde, evenals het vorige, in de militaire archieven. In 1757 probeert hij het nog eens en maakt een derde ‘generaal project van fortificatie’. Het is weer goedkoper dan de tweede versie (f181.000), wordt weer in hetzelfde jaar goedgekeurd door de Raad van State … en verdwijnt weer in de archieven. Het blijft er tot 1764, wanneer het in gewijzigde vorm wordt uitgevoerd. In de jaren na 1757 worden er nog slechts enkele kleine werken aanbesteed en uitgevoerd[35].

In 1759 sterft prinses Anna en wordt de hertog van Brunswijk kapitein-generaal van het leger en besturend voogd van de Prins van Oranje die dan 11 jaar oud is. In feite verwerft hij alleenheerschappij over zijn pupil en daarmee over de belangrijkste besluiten betreffende de verdediging van het land. De situatie in Maastricht verandert niet veel tot 1764.

En dan lijkt het tij te keren. Waar er in de zeven jaar tussen 1757 en 1764 slechts enkele traversen en profielmuren worden aanbesteed, komt er opeens schot in de uitvoering van het derde project van Pieter de la Rive uit 1757. Er worden gelden gevoteerd en er wordt een begin gemaakt met de Jekerinundatie. De gronden bleken droog te blijven staan bij inundatie omdat veel land voor tuinbouw was gebruikt, en daardoor verhoogd. Het werk wordt uitgevoerd in 1764 en 1765.[36]

De meningen over de inundatie zijn echter uiteindelijk verdeeld: De la Rive’s opvolger en criticus Du Moulin (niet te verwarren met de eerder genoemde Fransman) haalt oorspronkelijke plannen van Vauban aan waaruit zou blijken dat de Jeker-inundatie zinloos is, en De la Rive’s assistent Schouster meent dat de inundatie weinig effectief zal blijken als het Fort Sint Pieter eenmaal in handen van een belegeraar is.

Over zijn sociale leven in deze periode is weer vrijwel niets bekend. Mogelijk was hij een man die teruggetrokken leefde. Een indicatie daarvoor is zijn beperkte rol in de Groote Societeit, die in 1760 onder beschermheerschap van zijn goede kennis Hobbe baron Aylva werd gesticht. Het doel was ‘gezellig verkeer onder gens de distinction’ en het lidmaatschap bedroeg un souverain d’or bij aanvang en 20 escalins per jaar. Onder de 52 oprichters zien we vele bekende namen van militairen, zoals die van Pieter’s ‘rechter en linkerhand’ Geyler (lid nummer 10) en Schouster (lid 25). Pas op 17 januari 1764 wordt hij lid, na door een ander, kapitein Maus (lid 28), te zijn voorgedragen. Het archief vermeldt: ‘balotté et reçu …M. de La Rive, Colonel, proposé par M.Maus’. Anderen krijgen de vermelding ‘unanimement reçu’, zoals zijn criticus Du Moulin die pas op 15 juli 1771 lid wordt. Pieter heeft dan nog slechts enkele weken te leven.[37]

 

Missie volbracht? 1766-1771

Het is 8 maart 1766: Willem V wordt als stadhouder geïnstalleerd. Alle hoop is op hem gevestigd. De economische achteruitgang is in de opgelopen jaren niet gestuit. Het militaire apparaat is niet hervormd. De onvrede onder de bevolking neemt toe: zal de nieuwe stadhouder aan de verwachtingen voldoen? Al snel blijkt het tegendeel: Willem V is onzelfstandig en zorgvuldig zo gehouden door zijn voogd[38]. Burgemeester Groeninx van Rotterdam sprak de profetische woorden: “Ik vrees, dat de Hertog de Natie zoodanig tegen het Stadhouderlijk Bewind zal opzetten, dat onze kinderen den Prins nog zullen heenzenden.”[39] Hij kreeg meer dan gelijk, want binnen een generatie waren zowel de Prins als de Hertog het land uitgezet.

Niettemin is na 1766 in Maastricht duidelijk meer initiatief. De oude Pieter de la Rive heeft geboorte en ambtsaanvaarding van Willem V vanuit Maastricht meegemaakt; hij is nu 75 en nog steeds in staatsdienst. In het jaar van de ambtsaanvaarding maakt Pieter meer plannen dan in de voorgaande negen bij elkaar. Zijn activiteit staat in contrast met zijn leeftijd. Het hoogtepunt wordt waarschijnlijk zijn bevordering tot Generaal Majoor van de Infanterie op voordracht van de Prins van Oranje. Op 8 maart wordt Willem als Stadhouder geïnstalleerd – op 14 maart wordt Pieter bevorderd. Weer die samenhang tussen het verloop van Pieter’s carrière en het aantreden van een nieuwe Oranje.

Als je de activiteit van de 75 jarige beschouwt vraag je je af hoe de man het heeft klaargespeeld. In de periode 1767-’71 worden meer werken gepland, aanbesteed en uitgevoerd dan in De la Rive’s periode eraan voorafgaand

Is de man nog in staat om dit te doen? Du Moulin, in 1770 commandant van het regiment mineurs en sappeurs, meent van niet. Hij oefent zware kritiek op de plannen van De la Rive voor de ondergrondse verdedigingswerken in maart 1771[40]. Anderen bekritiseren de uitvoering van bepaalde projecten, die ‘van al te veel omslag’ waren en ‘zoo opgestapeld aan een yder in het oog sprongen’[41]. Een project in Wyck valt erg duur uit (ong. f 160.000) en wordt niet uitgevoerd[42].

Misschien was het zijn leeftijd – misschien de ongezouten kritiek. Enkele weken na alle kritiek wordt Pieter door de Raad van State vrijgesteld wegens ‘faiblesse’ en weer enkele dagen later, op 24 mei ‘wegens onpasselijkheydt gedispenceerd’ van een dienstreis. Vier maanden later, op 22 september is hij overleden. Hij werd 81 jaar. Een oude en droevige Van Aylva meldt zijn dood aan de Raad van State in bewoordingen die een latere schrijver als volgt samenvat: ‘Elle renferme des regrets très flatteuses pour Monsieur De la Rive.’[43]

Pieter de la Rive krijgt een staatsbegrafenis in Maastricht – de stad aan wie hij in alle occassiën sijne genegentheijt hadde betoont. Het moet een indrukwekkend beeld zijn geweest op die 25e september 1771: een lijkwagen werd getrokken door een span van vele paarden en gevolgd door tien koetsen. Hij werd begraven in de St. Janskerk waar hij jaren de dienst bijwoonde als gemeentelid of als ouderling. Zijn neef Ds. Hans Willem de la Rive lag er reeds – hij was precies vijf jaar eerder overleden. In het Kerkboek werd in sierlijk handschrift geschreven[44]:

 

Den 25 Septem: begraven in den Grooten Kelder, de Hoog Welgeb. Gestr. Heer Petrus de la Rive, Generaal Majoor bij de Infanterie en Colonel Directeur van ‘S Lands Fortificatien, komt

Voor de Legerplaats………………..f 57.12.-

Voor t beste kleed…………………f  6. 8.-

Voor t Geley in 3 Kerken……………f 50. 8.-

Voor den Steen te ligten……………f  8. -.-

Voor de Aarde uit en in te doen……..f  4. -.-

Voor t aanzeggen door 3 Costers……..f 16. -.-

Voor t Costerregt en Lijkbidden……..f 16. -.-                                                              

Voor de draagbaar………………….f  1. -.-                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                 _________

                                                                                                                                                                                                                        Somme f155. 8.-

Afweging

Wie was Pieter de la Rive? Het meeste weten we niet: veel brieven zijn verloren gegaan, over zijn persoonlijk leven is bitter weinig bekend. De mooie zilveren bokaal met de wapens van de Raad van State is niet meer gevonden. Maar wat rest zijn zijn kaarten, zijn plannen en zijn werken.

Zijn kaarten zijn vermaard als toonbeeld van elegante en zorgvuldige weergave van detail. Zijn plannen tonen een duidelijke visie op de samenhang van diverse factoren in het landschap en de vestingbouw die de vijand geen ruimte gunnen. Tot drie maal toe bewerkte hij zijn kaderplan: drie maal werd het door de Hoogmogende heren in Den Haag gearchiveerd. Eindelijk, tegen het eind van zijn leven, werd zijn werken (mogelijk te snel) uitgevoerd: de kritiek was niet mals. Zijn collega en vriend Stuten nam het werk over, geassisteerd door De la Rive’s belangrijkste criticus: Du Moulin. De samenwerking zal niet lang duren: Du Moulin neemt over in 1772 en blijft in Maastricht tot 1774. Zijn visie overweegt bij de verdere modernisering van de vesting[45].

De Vije (dezelfde die in 1748 een eerste memorie schreef over de stand van de vestingwerken bij de aankomst van De la Rive) laat in 1775 diens naam en de datum 1769 uithouwen in de Rechter Face van de Avancée voor de Sint Pieterspoort, de Avancée La Rive (het huidige Henri Hermanspark)[46]. De opdracht was getekend: J J Geyler, voormalig assistent en aangetrouwd familielid van Pieter.

In Maastricht rest niet veel van Pieter de la Rive. De gevelsteen van het Bastion Aylva staat nog aan de Aylvalaan. De naamsteen in de Avancée La Rive is verdwenen. Het Lunet La Rive werd gesloopt in 1817. Rest slechts het oordeel van tijdgenoten en latere deskundigen. Ik laat graag twee aan het woord: Bachiene en Morreau.

Bachiene benadrukt de continuïteit tussen de (inmiddels onbekende) De la Rive en de (inmiddels gevierde) Du Moulin[47]:

             Deze groote verandering, in ’t beloop der Vestingwerken, was reeds begonnen onder […] de la Rive, in 1764; en word sedert deszelfs overlijden, noch daadelijk met eenige verandering van bestek, voortgezet door […] du Moulin.

Tot slot Morreau, die ik reeds zovele malen aanhaalde; in een brief uit 1975 schreef hij dat zijn bijdrage ‘aan de uitbouw van het verdedigingsstelsel van Maastricht van respectabele omvang is geweest’. Hij vervolgt[48]:

             De la Rive […] schakelde [de] buitenwerken aaneen tot z.g.n. enveloppen, waardoor de vestigingsplattegrond van het linkergedeelte van de stad een radicale wijziging onderging en de totale oppervlakte van de werken welke voor de stads-enceinte lagen een aanmerkelijke uitbreiding onderging.[…]

            Du Moulin was tegenstander van een te uitgebreid systeem van buitenwerken, aangezien voor de effectieve verdediging daarvan te veel mankracht zou worden ingezet. […] Van de tijdens het directoraat De la Rive onder het buitenste gedeelte van de Hoge Fronten aangelegde galerijen werd door Du Moulin slechts weinig gespaard.

Twee visies op vestingbouw in de 18e eeuw. De la Rive pleitte voor uitgebreide buitenwerken en ondersteuning via inundatie, waardoor de vijand in het nauw gedreven kon worden. Du Moulin verzette zich tegen ‘al te veel omslag’. Beiden droegen het hunne bij: De la Rive gedurende 24 jaar als verantwoordelijke maar zonder voldoende financiering om de plannen uit te voeren – Du Moulin gedurende twee jaar, en een ander politiek klimaat. Beiden zijn  nog te vinden in het Maastrichtse straatbeeld: De la Rive kreeg een straat naar hem genoemd ten tijde van het burgemeesterschap van Mr. Philip Houben.

Noten

[1] * De auteur is dank verschuldigd aan wijlen L J Morreau en aan H H E Wouters die hem op het spoor zetten van Pieter de la Rive. Ook dank aan Wilhelm Lange voor zijn gegevens over Lieroort, en Mw. Tanja de Boer voor een ex-libris van Pieter. Dit hoofdstuk verscheen in een iets gewijzigde vorm als: Pieter de la Rive (1694-1771), ‘Directeur der Fortificatiën van Maastricht’ in Caert-Thresoor 26 (2007) 3: 65-69. De auteur dankt de redactie van Caert Thresoor voor de waardevolle suggesties.

[2]. Dit deel is gebaseerd op De Grote Spectrum Encyclopedie, Willem IV (Deel 20) p.153; zie ook Simon Schama Patriotten en bevrijders: Revolutie in de Noordelijke Nederlanden, 1780/1813, Amsterdam (Agon): p.80-83.

[3]. P J H Ubachs, Tweeduizend jaar Maastricht, Maastricht (Schenk) 1993: 92

[4]. Klapper op het Doopregister Nederlands Hervormde gemeente te Leeuwarden voor 1691, p.98.[4]. Hoewel het niet onomstotelijk vaststaat dat dit de latere Pieter de la Rive is, zijn er voldoende aanwijzingen om het aan te nemen. Zie bv. A Choisi Généalogies Genevoises, Genève (Kundig) 1947:45.

[5]. A Choisi op. cit: 45; voor verblijf in Lieroort zie W Lange Familien der Festung und des Dorfes Leeort (1600-1900) Aurich, 1984. Pieter de la Rive is dus geen hugenoot, of afstammeling van Fransen, zoals is verondersteld door Scholten in zijn Militair topografische kaarten en stadsplattegronden van Nederland (1579-1795), Alphen & Utrecht (Proefschrift RU Utrecht), 1989: 59.

[6]. Zie Scholten, op.cit. 59.

[7]. Scholten: 55

[8]. Lange, op.cit.: 10. Zie ook: W Lange, Pläne der früheren Festung Leerort im Algemeen Rijksarchief Den Haag, Leerort (Manuscript) 1983 (ontdekking van de kaart van Pieter de la Rive van 1734 in het Rijksarchief, met bijzonderheden zie Fig #); J J Smedes, De Nieuwe- of Lanzakkerschans; Geschiedenis van een vesting, grensdorp en zeehaven aan en van de Dollard Zaltbommel (Europese Bibliotheek) 1975: 118 (‘De vesting zelf werd in nieuw-nederlandse stijl naar een vestingsplan van 1734 van P de la Rive verbeterd met dubbel gestegen flanken.’) Uit een verslag van 30 mei 1743 blijkt dat hij ook in die tijd in Lieroort was (‘… dasz der H. Ingenieur Larijve hier beij nahe 14 Tage gewesen und allenthalten herumbgemessen, auch sogar die Wälle auf der hoch. fürst. Durchl. Burg oder Castel …’).

Voor een goed overzicht van de situatie in 1744, zie Carl E. Magott, ‘Plan von der Fortresze Leer-Orth, wie solche von denen Hollaendern verlaszen und Seiner Königl. Majestaet von Preuszen im Oct. 1744 ist eingeräumet worden’ in: H.Reimers, Festschrift zum hundertjärigen Jubiläum der Stadt Leer, 1923. Ik dank de Heer Lange vriendelijk voor dit en ander materiaal dat hij mij verstrekte.

[9]. NH Gemeente te Leeuwarden, Register op huwelijken, #296; De la Rive verbleef volgens andere bronnen reeds vanaf 1720 in Groningen.

[10]. Resolutie Raad van State van 23 1 1736; zie ook CBG Collectie Van Dam van Heekendorp.

[11]. Op.cit:58

[12]. Scholten op.cit: 48

[13]. Zie Algemeen Rijks Archief, Raad van State: 1.01.19:1917

[14]. Dumoulin, Réflexions sur les environs de Maëstricht ou mémoires instructifs sur les campagnes de 1747 et 1748, Paris (Bibliotheque, Section Technique du Génie, CB 70): 4-5 [geciteerd in Morreau (1979: 352) op wiens werk dit deel van het betoog is gebaseerd]. “De inname van Maastricht betekent voor ons de tijd van vrede: zodra we deze plaats hebben bemachtigd, kan Holland de oorlog niet voortzetten. We zullen nooit een plaats van zulk belang achterlaten.”

[15]. Zie aantekeningen in het CBG dossier De la Rive, Collectie Van Dam Van Heekendorp. Er is overigens sprake van een handgeschreven brief, en van een facsimile van de handtekening van De la Rive. Deze is niet gevonden.

[16]. Morreau Op.cit.: 174

[17]. Morreau Op Cit: 173,174,178

[18]. Ubachs, Op cit.: 92

 [19]. Zie voor de verwoestingen door het beleg van 1748: Morreau, op.cit. 77. Voor een uitputtende beschrijving van de slag zie J.S.M. Daenen et al., De Slag van Lafelt om Maastricht, Maastricht(Stichting Historische Reeks Maastricht) 1997; zie ook  J.S.M. Daenen et al., Thans bonst het grof geschut: De verovering en bezetting van Maastricht in 1748. Maastricht(Stichting Historische Reeks Maastricht) 2001

[20]. M A F C Thewissen Oud Maastricht Baarn (Het Wereldvenster) 1968: 103-‘4.

[21]. Citaten in Moreau op.cit.: 176

[22].Stadsarchief Maastricht 97 (1750) fol. 362; de stedelijke overheid was verantwoordelijk voor het onderhoud van de vestingwerken; de buitenwerken waren primair de verantwoordelijkheid van de Staten Generaal of de Raad van State. De la Rive kreeg daarom opdrachten van beide instanties, zoals blijkt uit de desbetreffende archieven; zie bv. zijn verslag over de ontploffing van het polvermagazijn van februari 1761.

[23]. Geciteerd in Moreau, Op cit: 179. Moreau is de enige historicus die aandacht heeft besteed aan het werk van De la Rive en wijdt er een heel hoofdstuk aan in het genoemde werk.

[24]. Geciteerd in Moreau, op. cit.: 344

[25]. Schama, op.cit.: 84-85

[26]. Morreau, op.cit.: 186

[27]. Morreau, op cit.: 291, 318.; een van de verdiensten van De la Rive was het instandhouden en uitbreiden van dit gangenstelsel in de periode 1747-1771.

[28]. W.Bax, Gedenkboek der Nederlandsche Hervormde Gemeente van Maastricht, 1632-1932 Maastricht (Boosten & Stols) 1932: 166 (verwijzing naar P de la Rive), Bijlage VII:39 (Ds H W de la Rive), Bijlage VIII: 1749 & 1754 (P de la Rive). P de la Rive’s oude collega en opvolger Z C Stuten was ouderling in 1766 & 1771.

[29]. Morreau op.cit: 180, 243 (St Pieter)

[30]. CBG Collectie Van Dam van Heekendorp, Dossier De la Rive: RvS resolutie van 23 .. 1752, waaruit blijkt dat het geschenk ‘est très honorable pour le Directeur de la Rive, le distinguant dans toutes ses occasions. Elle a été ornée des armes du Conseil d’Etat, pour faire preuve combien le Conseil est satisfait de son service.’

[31]. Moreau, op cit. 180

[32]. Zie Raadstukken Maastricht, Stadsarchief Maastricht 98 (1751):   fol.335

[33]. Zie Morreau op.cit.: 268; zie ook Bax op.cit: 166 en S Minis Gebeiteld en verguld: Gevelstenen in Maastricht, Maastricht (Stichting Historische Reeks Maastricht) 1991: 42. Voor de oorlog stond de steen tegen de Jezuitenwal aan het Aldenhofpark. Daarna verhuisde hij naar de Aylvalaan, tegenover het Politiebureau. Aan het Aldenhofpark ligt nog wel een kleine steen van het Bastion Aylva met als text: (Vera)ndert in t jaer 1778.

[34]. CBG Coll. Van Dam Van Heekendorp, op cit (1754)

[35]. Morreau, op.cit: 180

[36]. Moreau, op.cit.:260-261

[37].[Groote Societeit] Journal du Balottage et de la Reception des Membres, Maastricht [periode 1760-1780]: 1, 11, 58. Zie ook Loix de  la  Société. Beide dossiers bevinden zich in het Sociaal Historisch Archief van Limburg te Maastricht (Nr. EAN 502].

[38]. Zie H van Wijnen “Vorst Willem, het is alles Uw schuld” Oranje en de ondergang van de Republiek bij de omwentelingen 1787-1795, Amsterdam (Sijthoff): 44.

[39]. Geciteerd door Schama, op.cit.: 86

[40]. Morreau op.cit.: 304-‘5

[41]. Morreau, op cit. 185

[42]. Morreau, op.cit.: 277

[43]. CBG Coll. Van Dam Van Heekendorp, op cit.; Vert: Het bevat uiterst vlijende opmerkingen betreffende de heer De la Rive.

[44]. Stadsarchief Maastricht, DTB NH Gemeente, Begrafenissen (1771) : fol.80

[45]. Voor het debat tussen Stuten en Du Moulin, zie Morreau op.cit. 191.

[46]. Om de Vesting 6 (1): 8

[47]. W A Bachiene, Vaderlandsche Geografie – Deel V Amsterdam 1791: 865

[48]. Morreau, pers. comm. van 1 8 1975.

 

Back to top