2.3 Girardin en afstamming: Geneefse burgers of patriciërs?

“…Girardin de la Rive est qualifié de bourgeois de

, quatre ans avant son admission à la bourgeoisie, c’est-à-dire en 1444,

dans une quittance de 215 florins donnée par lui aux hoirs du cardinal‑evêque François de Mies,

ce qui prouve qu’on le regardoit comme bourgeois, quoiqu’il ne le fût

pas en effet, et par conséquent il étoit domicilié depuis long‑temps

dans la ville ou dans le voisinage”  (Galiffe 1829: 185)

 

Galiffe bouwt zijn stelling, dat de De la Rive’s niet uit Mondovi komen maar uit Genève, op bovenstaande redenering. Aangezien ik geen reden zie om die stelling te verwerpen is het goed om er wat dieper op in te gaan.

Volgens Galiffe is het uitzonderlijk dat iemand die nog maar zo kort gevestigd is in Genève, al tot de burgerij wordt toegelaten. Hij meent dat Girardin zo snel door kardinaal-bisschop De Mies als burger is aanvaard, omdat hij “sinds lange tijd in de stad of in de omgeving gewoond had”. Galiffe heeft naar zijn gevoel ook voldoende indicaties van het voorkomen van dit geslacht in en rond Genève aangegeven. Het feit dat Girardin wel snel ‘bourgeois’ van Genève werd, maar nooit van Mondovi, sterkt dit vermoeden.

 

 d’Orsière: de beren

Er is nog een indicatie voor Galiffe’s veronderstelling, namelijk de huwelijken van Girardin’s zoon Michel en van kleindochter Guillermette (dochter van Pierre-Antoine). Ze trouwden beiden met een ‘d’Orsières’. Dit was een roemrijk geslacht uit Genève, dat vele bestuurderen opleverde. Galiffe (Id.: 177) spreekt van “een van de meest gedistingeerde families van onze stad, lang voor de reformatie en enige tijd daarna.” Gedurende twee eeuwen (van 1350 tot 1550) schitterden ze aan het bestuurlijk firmament van de stad. In 1385 was een François d’Orsières bij voorbeeld slotvoogd van Genève.

Raimond d’Orsières was juridisch adviseur van de stad en werd ‘bourgeois’ als erkenning voor verleende diensten aan de stad en haar burgers. In 1402 was hij eerste burgervader (‘syndic’) in het jaar daarop en nog enkele malen daarna ‘juge de la terre’ of ‘land-rechter’. Zijn zoon Jean had zo mogelijk een nog briljanter bestuurlijke loopbaan. Hij werd ‘syndic’ in 1448 en kwam vele malen in het stadsbestuur tot 1476, waaronder vier maal als eerste ‘syndic’ (in 1465, 1470, 1474 en 1476. Hij was de vader van Jeanne-Baptistine, de eerste vrouw van Pierre Antoine de la Rive (zoon van Girardin de oude). Daarmee is de eerste familie band geschapen tussen de twee geslachten.

Een tweede band kwam door het huwelijk van Percival d’Orsières (een volle neef van Jeanne-Baptistine) met Guillemette de la Rive (de dochter van Girardin’s oudste zoon Michel). Deze dubbele band bevestigde de nauwe relaties tussen beide families, subtiel bevestigd door Galiffe (1829) die de genealogie van De la Rive direct laat volgen op die van d’Orsières. Kennelijk behoorden ze tot dezelfde stand, alhoewel de De la Rive’s in de vroege periode niet tot het stadsbestuur behoorden. Pierre Antoine de la Rive zou pas in 1490 gekozen worden in de Raad van 200 (CC: Conseil des Deux Cents) toetreden, tegelijkertijd met zijn schoonbroer Pierre d’Orsières.

Tegenover dat verschil in bestuurlijk aanzien, moest iets anders staan, zoals bezit en maatschappelijk aanzien. De bruidschat van Jeanne-Baptistine loog er niet om; Jean gaf haar duizend gulden mee en na zijn overlijden ontving ze nog eens 1400 gulden (Galiffe, Id.: 179). Met die band kwam aanzien en identiteit.

Een identiteit die mogelijk bevestigd werd door de overname van een symbool van de d’Orsières als wapen van de De la Rive’s: de beer. Ik kom hierop terug in hoofdstuk 5.1, Familiewapens.

De familiegeschiedenis van deze tak van de De la Rives in Genève ziet er als volgt uit. Voor een volledig overzicht van het geneefse geslacht, zie ook de website van de Geneefse genealogische vereniging.

Fig.2.4 Geneefse voorouders van het Nederlandse geslacht De la Rive

 

Girardin (*?-+1464)

Veel meer dan ik al schreef, weten we niet van Girardin de Oude. Hij zal rond het begin van 15e eeuw geboren zijn, misschien in , misschien elders. Hij woonde in Mondovi tot rond 1440 waar hij werkte als apotheker. Hij trouwde waarschijnlijk met een raadselachtige Antoina ‘waarover hij spreekt alsof ze wel eens zwanger zou kunnen zijn’ (Galiffe, Id.: 187), en kreeg acht kinderen waaronder Antoine en Pierre-Antoine.

Waarom Girardin Mondovi heeft verlaten voor Genève weten we niet. Hij werd niet ‘bourgeois’ van Mondovi zoals gezegd, en was er misschien dus slechts tijdelijk. We weten wel dat apothekers een gewilde beroepsgroep vormden in het Genève van die tijd. Girardin en zijn naamgenoot Simon waren beiden apotheker en openden snel na aankomst in de stad een zaak. Zij waren niet de enigen. Na hen kwamen andere bekende apothekerfamilies uit de Piemonte, zoals de DuPan, Canal en anderen.

Apothekers overigens, die een breed assortiment diensten en waren aanprezen. Enerzijds drogisterijwaren als kaarsen, maar ook Griekse honigmede, peper of sinaasappelen, luxe artikelen die als vorstelijke giften golden (Cramer 1970: 17). Later ook diensten als ware chemische of biologische laboratoria, die onder strikt toezicht stonden van artsen en het Bevoegd Gezag (Benguigui 1990:4). Het in die tijd beroemde ‘poudre de ‘ werd door apothekers gemaakt, en vormde een gewilde specerij over heel Europa. Een wondermiddel genaamd (onder andere tegen de pest) genaamd ’thériaque’ werd gebrouwen onder nauwe supervisie van de plaatselijke autoriteiten (Cramer Ibid.).

Genève was een handelsstad; apothekers vormden een schakel met de kennis- en handelscentra in Italië. Het was dan ook niet vreemd dat ‘handelaren in kennis’ zoals Italiaanse apothekers, zich tot de stad aangetrokken voelden. Het is ook mogelijk dat een ondernemende telg van een Geneefs geslacht naar Italië was gegaan om die kennis daar op te doen. Hoe het ook zij, Girardin zette zijn zaak op en daarmee een bedrijvigheid die nazaten gedurende zeven generaties zouden voortzetten. Een familiebedrijf dat overging van vader op zoon, van oom op neef (Benguigui Id.: 3). Tegelijkertijd een bedrijf dat nauwe banden onderhield met de plaatselijke overheid.

Mogelijk was dit een reden waarom Girardin al vrij snel ‘bourgeois de ‘ werd en zelfs gekozen zou zijn tot de Raad van Vijftig (Conseil des Cinquante; zie Cramer, Ibid; ik heb daarvan overigens geen bevestiging gevonden in andere bronnen). De banden tussen economie en politiek waren nauw, vooral in deze branche. Het citaat boven dit stuk geeft aan dat Girardin in 1444 al beschouwd werd als ‘Bourgeois de ‘, terwijl dit pas vier jaar later werd geëffectueerd (door betaling van nog eens 12 gulden en een stuiver, zie Covelle 1847:26). Ook blijkt dat Girardin ‘Noble’ was (Galiffe Id.: 186); dit betekende zoveel als lid van het patriciaat van  (en uitdrukklijk niet lid van de adel; sommige families traden toe tot de adel van Savoie (Dufour 1963), maar de De la Rive’s uitdrukkelijk niet). Bestuurslidmaatschap werd gehonoreerd met de titel ‘Noble’; volgens Galiffe (1829: xxv-xxvij) wel een bijzonder onschuldige honorering voor de zware werkzaamheden “qui entraînoient le sacrifice complet de la liberté d’un individu.”

Natuurlijk gaf de titel ook voordelen. Het verschafte prestige, vergemakkelijkte voordelige huwelijken en diplomatieke of militaire aanstellingen bij buitenlandse mogendheden. Het werd als een adelstitel beschouwd in de rest van Europa, hoewel het dat niet echt was. Het was wel erfelijk, was wel vastgesteld in een reglement, en verschafte wel degelijk aanzien; soms ging het zelfs samen met een tijdelijke erefunctie van slotvoogd, waardoor wellicht de verwarring met de adel nog werd vergroot. Girardin (of, wat ook mogelijk is: een van zijn voorouders) moet dus bestuurder (‘magistrat’) geweest zijn om de titel van Noble te mogen voeren en over te dragen aan zijn zonen.

Het aanzienlijke bedrag van 215 gulden dat Giradin in 1444 betaalde voor zijn burgerschap (‘bourgeoisie’) bleek een uitstekende economische en politieke investering te zijn. Enkele generaties later zou het zijn aangegroeid tot een van de grootste kapitalen van de stad. Het politieke kapitaal groeide onder zijn nazaten navenant; zij werden, zoals een tijdgenoot van de 17e eeuw schreef, tot “steunpilaren van het vaderland” (Gregorio Leti in Benguigui Id.:4).

 

Pierre-Antoine (1437 – 1517) Heer van Presinge

Girardin vestigde apotheek en reputatie, zijn tweede zoon Pierre-Antoine bouwde beide uit. In 1464 verdeelde hij de bezittingen in Mondovi met zijn broers Michel en Pierre, waardoor hij kapitaal vrij maakte dat kon worden geïnvesteerd in Genève. Na de dood van Pierre in 1482 deelde hij diens erfdeel met Michel.

De bruidsschat van zijn eerste vrouw Jeanne-Baptistine d’Orsières van 1000 gulden, plus de erfenis van Jean d’Orsières en zijn vrouw Jeannette de Tingeron groot 1400 gulden kunnen het echtpaar nog meer financiële armslag gegeven hebben. Mogelijk hebben twee latere huwelijken met Marie Lambert, de zuster van de bisschop van Asculanum en met Péronette weduwe Louis Sambyn, zijn financiële positie nog verbeterd.

In ieder geval was die armslag ruim genoeg; Galiffe (1829: 187) concludeerde dat hij veel aankopen deed die in het begin van de 19e eeuw nog in bezit van de familie waren. We weten niet precies om welk bezit het ging, maar het is zeker dat Pierre-Antoine in Présinge land kocht. Op 3 april 1515 verkoopt Aymon de Syons van de parochie Cusy (bij Hermance) landgoederen in Présinge aan “Noble Pierre-Antoine de la Rive, citoyen et apoticaire de ” (Foras 1863-1938 (V):507).

Alleen van Bastienne d’Orsières kreeg hij kinderen, voorzover bekend; het waren er negen. Voor deze familiegeschiedenis noem ik er slechts twee, namelijk de oudste zoon Girardin en de tweede zoon Philippe, die de lijn voort zou zetten. Girardin beschrijf ik in een aparte paragraaf (2.4) omdat er wat meer over hem bekend is.

De politieke carrière van Pierre Antoine verliep langzaam maar gestaag, uitmondend in een lidmaatschap van de Raad van Tweehonderd in 1490. Hij testeerde in 1517; indien we aannemen dat hij volwassen was toen hij de bezittingen met zijn broers verdeelde in 1464, kan hij niet veel later dan in 1440

geboren zijn. Dit betekent dat hij de hoge leeftijd van rond de tachtig jaar heeft kunnen bereiken.

 

 Philippe (1485 – 1535) Raad van LX

Over Philippe heb ik weinig kunnen vinden. Tweede zoon van Pierre-Antoine, die waarschijnlijk niet de zaak van zijn vader en grootvader overnam. Die ging naar zijn oudere broer Girardin. Hij huwde een weduwe uit een bekende Geneefse familie, Jeanne Curt dochter van het raadslid Guillaume Curt. Zij was weduwe van Bernard de Romagnans. Jeanne kreeg negen kinderen van hem, waaronder Pierre Antoine de oudste.

Philippe’s bestuurlijke loopbaan verliep analoog aan die van zijn vader. Van hem is bekend dat hij in de Raad van Zestig (LX) zitting had in 1535. Dat was overigens hetzelfde jaar waarin hij zijn testament maakte; zijn vrouw testeerde in 1559.

Pierre-Antoine (1525?- 1581): slotvoogd van Jussy

Waarschijnlijk genoemd naar zijn grootvader, moet Pierre-Antoine de trots van de familie geweest zijn. Op 33 jarige leeftijd was hij lid van de Raad van Tweehonderd (CC) en werd ook lid van de Raad van Zestig waarin zijn vader ook zat in 1535; in 1577 was hij ‘syndic’. Hij was ‘auditeur’ rond zijn 38e en kreeg de eretitel van Slotvoogd van Jussy in 1571. Ook werd hij Slotvoogd van Cologny en van Chapitre in 1574. Deze functies waren uitdrukkelijk erefuncties voor het patriciaat van . Ze waren niet erfelijk en werden slechts voor beperkte tijd gegeven. Verscheidene De la Rive’s waren slotvoogd van Jussy: Georges (1536-1607), een jongere broer van Pierre Antoine, vlak voor hem in 1568; vier generaties later in 1719, Jean-Marc (1682-1752) en nog een generatie later in 1756 Guillaume (1713-1773).

Het Slotvoogdschap van Jussy had voor een De la Rive een extra charme: de plaats grensde aan het buiten in Présinge, dat grootvader Pierre Antoine had aangeschaft. In 1563 stond dit al bekend als het “Fief De la Rive, rière de Présinge” (Corbaz 354). Diverse familieleden woonden er in de buurt; Marie een dochter van Pierre-Antoine (of misschien van zijn broer Antoine, zie Choisy 42-43, vs Corbaz 355) die er trouwde met een zekere Martin Bernard.

Over Jussy is een prachtige geschiedenis geschreven door Corbaz (1917:79 ev.) waaruit blijkt hoe het slotvoogdschap er was geregeld. Het werd ingesteld op 21 februari 1536 en bleef twee eeuwen lang bestaan; leden van de Kleine Raad (Petit Conseil, zie hierover Roget 1877) van Genève konden worden benoemd. Het was in feite een manier van de stad, om het platteland onder de duim te houden. In Corbaz’ woorden: platteland als leen van Genève, boeren als onderdaan van de Republiek. Als slotvoogd werden mensen uit de Kleine Raad gekozen die geen eigen belang hadden in het ‘leen’ waar ze verantwoordelijk voor waren. In het mooie oude frans heet het: “aucun ne doibt estre élu là où il a sa chevance (son bien), afin qu’il ne s’amuse pas à cela, laissant les affaires de la Chastellenie” (Corbaz: 79). Hebben de De la Rive’s zich behoorlijk van hun taak gekweten?

We weten het niet; Corbaz geeft er geen oordeel over.

We weten wel dat Pierre-Antoine in 1557 met Hugonine Daniel trouwt met wie hij acht kinderen krijgt, waarvan er al vijf vroeg overlijden. Naast de al genoemde Marie nog een dochter en François, de oudste.

Negen jaar nadat Pierre-Antoine is afgezet in 1572 (het waarom daarvan weet ik niet) overlijdt hij; volgens sommige berekeningen 56 jaar oud, volgens andere 66.

 

François (1559-1628): Raad van CC

François was 22 toen zijn vader overleed in 1581; vier jaar later was hij lid van de Raad van Tweehonderd en bleef dat gedurende 35 jaar. In 1584 trouwt hij met Michée Deville; hij is dan 26, zij 18. Ze krijgen negen kinderen, waarvan er vijf vroeg sterven. Hun jongste zoon heet Pierre, misschien naar zijn grootvader van moeder’s zijde, een zakenman en Citoyen de . Ik noem hem Pierre I, gezien de mogelijke naamsverwarringen die vanaf hem kunnen optreden.

 

Pierre I (1602-1649) goudsmid en sergeant

De gegevens in deze tak van de De la Rive’s worden alsmaar schaarser. Het bestuurlijke prestige daalt waarschijnlijk, want van Pierre I is slechts bekend dat hij goudsmid was en sergeant in het garnizoen van de stad (Choisy 45). Volgens een andere bron zou hij ook nog lid van de Raad van Tweehonderd zijn geworden in 1631 en zelfs Auditeur in 1637.

In 1626 huwt hij Pernette Pyu, een notarisdochter. Zij krijgen zeven kinderen waarvan er maar weer drie overleven, waaronder Pierre II hun enige zoon.